Interview François Van Hoydonck (Sipef): “Duurzame palmolie wordt steeds meer de norm”
Het gros van de voedingsproducten in de supermarkt is ondenkbaar zonder palmolie. Toch ligt het product onder vuur wegens de impact van ontbossing en gebrek aan duurzaamheid. Erg vindt François Van Hoydonck, CEO van het Belgische palmoliebedrijf Sipef, dat niet. De onderneming kiest al sinds 2005 voor een duurzame ontginning.
CEO François Van Hoydonck ontvangt ons in het hoofdkwartier van Sipef, het Kasteel Calesberg in Schoten. Van Hoydonck heeft de uitstraling van iemand van adel, hij voelt zich in dit kader als een visje in het water. In een statige leeszaal waar het hout kraakt onder de voeten van de bezoekers toont hij enkele slides die hij heeft klaargezet als voorbereiding van het interview. Op die slides: cijfers over hoe ontbossing vooral veroorzaakt wordt door vleesconsumptie – “daar staan we nog te weinig bij stil” –, waar ter wereld palmolie het meest geconsumeerd wordt en cijfers over de wereldwijd toenemende vraag naar palmolie. Van Hoydonck werd vorig jaar genomineerd voor ‘Manager van het Jaar’. Een eer, zegt hij, maar hij kijkt in zijn business veel verder dan een jaar. “Wij denken in termen van decennia, veeleer dan in jaren. We zijn actief in tropische landbouw, dat gaat heel traag. Wij plannen op een termijn van 20 à 25 jaar. Ik zou liever manager van de voorbije twee decennia zijn. Maar ik denk niet dat er zo’n titel bestaat.”
Vast staat dat de vraag naar palmolie wereldwijd nog altijd stijgt. Zo’n 2 à 3%, zegt hij. Niet in Europa, daar is de markt matuur, maar in de rest van de wereld is er wel nog groeimarge. Voor de voedingsindustrie is palmolie gegeerd. “Bij kamertemperatuur is palmolie vast, terwijl alternatieven zoals soja, raapzaad en olijfolie vloeibaar zijn. Dat maakt het aantrekkelijk. Als je een vast product wil en geen palmolie wil gebruiken, dan moet je vloeibaar vast maken. Dat kost tijd en geld. Palmolie is ook aantrekkelijk omdat het een droge vetstof is die net lekt. Het laat geen vetvlekken achter. Nog een reden waarom het zo aantrekkelijk is: het blijft heel lang stabiel. Neem een pot Nutella: als je die drie maanden laat staan, is dat nog altijd dezelfde pot Nutella. Doe je dat met soja of een andere plantaardige olie, dan krijg je na zes weken een laag olie, een laag choco, enzovoort. In vergelijking met andere producten brengt het ook veel meer op. Palmolie levert 3,6 ton per hectare op, soja 0,3 ton en raapzaad 0,8 ton. Het voordeel van die laatste is wel dat je ze lokaal kan produceren, en dus niet alleen in de evenaarszone, zoals bij palmolie.”
In hoeveel producten die we in de supermarkt kopen zit er palmolie?
Ik denk dat drie vierde van de voedingsproducten die we kopen in de supermarkt gemaakt zijn met palmolie. Je vindt het vooral in vaste producten: gebakjes, biscuits, pizzabodems, chocoladepasta, ontbijtgranen, noedels, maar ook in cosmeticaproducten en zeep. Wereldwijd stijgt de vraag naar palmolie nog steeds met zo’n 2 à 3% per jaar, maar in Europa zitten we aan het plafond. De markt is matuur. In totaal nemen we hier 11% van de totale consumptie van palmolie voor onze rekening. De perceptie is vaak dat we hier het gros van de palmolie consumeren, maar dat is dus niet zo. In de VS is het zelfs slechts 2%: daar schermen ze de markt af voor hun eigen sojaboeren. De rest van de consumptie zit in Azië en Afrika.
Jullie kiezen sinds 2005 voor duurzame palmolie, waarmee jullie een uitzondering zijn in de sector: slechts 19% van de wereldwijd geproduceerde palmolie is duurzaam. Waarom vinden jullie dat belangrijk?
We kregen in Europa sneller dan elders in de wereld vragen over hoe duurzaam we zijn en wat de impact van het ontginnen van palmolie is op het milieu. Dat konden we niet negeren: we zijn in Europa gevestigd, hebben Europese aandeelhouders en het gros van onze palmolie kwam op de Europese markt terecht. We hebben heel vlug de keuze voor duurzaamheid gemaakt, het helpt ons om één van de nichebedrijven te zijn die duurzame palmolie produceert.
Ngo’s hebben felle campagnes gevoerd tegen palmolie. Zo was er de actie tegen KitKat (Nestlé), dat de habitat van de Orang-oetans bedreigt. Wat denkt u daarvan?
Niet alleen ngo’s roeren zich, maar ook de consument. De Europese consument is de luidruchtigste, dat is duidelijk. Maar dat is goed. Wij hebben ons aan die realiteit aangepast. Ngo’s willen nu verder gaan: ze willen dat er over de hele wereld duurzame palmolie wordt geproduceerd. Prima, dat willen wij ook.
Alleen is het vandaag verre van realiteit.
Het aanbod aan duurzame palmolie is gerelateerd aan de vraag: hoeveel is men bereid om te betalen voor duurzame palmolie? Als mensen er niet voor betalen, zijn producenten ook niet gemotiveerd om er iets voor te doen. De investeerder en de consument in Azië vraagt het niet, daar denken ze meer op korte termijn. Maar binnen vijf jaar kan en zal dat wellicht weer anders zijn. Duurzame palmolie wordt steeds meer de norm, dat geloof ik.
Volgen grote voedingsbedrijven als Nestlé, Kraft en Unilever de vraag naar duurzame palmolie?
Dat is geen eenvoudig verhaal. De voedingsindustrie probeert zo weinig mogelijk te betalen omdat de marges onder druk staan. Daardoor zijn ze minder geneigd om uitsluitend duurzame palmolie te gebruiken. Je merkt dat sommige bedrijven zelfs een stap terug zetten op dat vlak. De vooruitgang die er is, gebeurt dus niet in rechte lijn. Maar het is aan het veranderen. De tijd is voorbij dat bedrijven enkel in Europa voor duurzame palmolie konden kiezen. Duurzaamheid wordt meer en meer belangrijk, ook voor supermarkten.
Hoe kan je als consument weten of een product met duurzame palmolie gemaakt is?
Daar bestaan labels voor. We werken samen met RSPO (Roundtable of Sustainable Palm Oil), een organisatie waarin banken, ngo’s, producenten, raffinaderijen en distributeurs in vertegenwoordigd zijn. Zij hanteren een logo dat je enkel onder strikte voorwaarden mag gebruiken. Maar er zitten gradaties in: je kan ook grotendeels of voor de helft gebruikmaken van palmolie, afhankelijk daarvan krijg je een andere kleur. Maar er zijn veel voedingsbedrijven die deels duurzame, deels niet-duurzame palmolie gebruiken en daar niets over zeggen, omdat ze liever niet bekend maken ze maar half duurzaam zijn. Maar er zijn bedrijven die het voorbeeld geven, zoals Ferrero. Ook in de cosmetica wordt er meer van duurzame palmolie gebruikgemaakt, omdat de winstmarges daar groter zijn.
Duurzame palmolie kost wel een pak meer.
Ja, onvermijdelijk. We moeten de duurzame palmolie afzonderlijk verwerken, dat kost meer dan wanneer we alles samen zouden gooien. Voor palmolie die niet apart verwerkt is, waar zowel duurzaam als niet-duurzaam geteeld product in zit, is de prijs 8 à 12 dollar, voor duurzame palmolie is dat 25 dollar en meer.
Andere ondernemingen houden zich (voorlopig) niet aan duurzaamheidsvoorschriften. Hoe bokst u tegen hen op?
De consument vraagt naar duurzaamheid en zal dat alleen maar meer blijven doen. We zijn de juiste weg ingeslagen en ik denk dat de anderen zullen volgen. Zeker op de Europese markt, waarin wij actief zijn, is duurzaamheid belangrijk. Er is een groot verschil met de Aziatische en de Afrikaanse markt, waar de consument veel minder of niet met duurzaamheid bezig is. Daar zijn we niet actief en kunnen we ook niets doen. Maar de tijd is voorbij dat Nestlé, Unilever en andere grote bedrijven alleen maar in Europa duurzame palmolie op de markt konden brengen. Dat moet ook steeds meer in de rest van de wereld. Dat gaat met horten en stoten, maar het verandert.
U zei dat u uw nominatie voor Manager van het Jaar een eer vond, maar dat u op een langere termijn kijkt. Wanneer vindt u zelf dat u het goed gedaan hebt?
We hebben een boerenjaar als we uitbreiden, als we bepaalde gronden kunnen aanboren en ontwikkelen. Dan weet ik dat ik een geweldige zet voor de toekomst gedaan heb. We zijn nu vrij snel aan het uitbreiden. In 2005 hadden we 32.000 hectare, in 2016 zaten we op 55.000 hectare, vorig jaar door acquisities sprongen we naar bijna 72.000 hectare. Met wat we in de pijplijn hebben zitten we aan 84.000 tegen 2020. We denken altijd vooruit. Maar we maken het onszelf niet makkelijk: doordat we vasthouden aan duurzaamheid zijn er limieten op onze expansie.
Welke limieten bedoelt u?
We gebruiken sommige landbouwgronden om duurzaamheidsredenen niet, hoewel die perfect bruikbaar zijn. Als er gronden zijn waar vandaag bos op staat en waar de grond turf is, dan blijven we er af. De reden is dat we niet willen ontbossen omdat de CO2 die ze vasthouden niet kunnen vervangen en omdat turf CO2 opzuigt als een spons. Als je die CO2 loslaat, gaat die de atmosfeer in en kan je ze niet meer terughalen. We houden vast aan duurzaamheid. We hebben een bepaalde reputatie en imago en daar doen we soms offers voor. Er zijn veel bedrijven die sneller gegroeid zijn, omdat we niet de gronden vonden die passen in het duurzaamheidsverhaal.
Doen jullie onderzoek naar gebruik van palmolie in voeding?
De vraag is: welke palmolie wil de voedingsindustrie? Zij vragen vooral palmolie met een bepaald smeltpunt – de overgang van vast naar vloeibaar – en olie die minder acide is op het moment van verwerking. Ze willen die eigenschappen al in de ruwe olie, voor de verwerking dus.
Denken jullie aan genetische manipulatie om de productie te verhogen of planten te veredelen?
Het eerste doel van genetische manipulatie is ziektes vermijden. Daar hebben we bij palmolie niet zoveel problemen mee. Maar we moeten kijken naar rendementsverbetering. De wereldbevolking neemt toe, de koopkracht stijgt, de middenklasse groeit. De beschikbare landbouwgrond per persoon krimpt, waardoor het rendement omhoog moet. Daar is iedereen nu op gefocust. En we kunnen dat ook klaar spelen. Voor palmolie moet er in de komende vijf à tien een rendementsverhoging van 30 procent mogelijk zijn. Op verschillende manieren.
Ackermans & van Haaren zijn een belangrijke aandeelhouder (een belang van 30%) geworden in Sipef. Welke gevolgen heeft dat voor jullie?
We zijn daar blij mee. Ackermans & van Haaren zijn een heel stabiele aandeelhouder. Hun aanwezigheid vrijwaart ons een beetje van Aziatische bedrijven die overnames willen doen in functie van duurzaamheid. We zouden een makkelijke prooi kunnen zijn, maar nu kunnen we onze eigen koers varen.