Oneerlijke handelspraktijken: wet voert nieuwe verbodsbepalingen in
De federale regering heeft de lijst van oneerlijke handelspraktijken, gedefinieerd door de wet van 28 november 2021, ook bekend als de UTP-wet, uitgebreid. Fevia, de Belgische federatie van de voedingsindustrie, publiceerde op 3 mei een analyse van deze ontwikkeling op haar website.
Het nieuws circuleerde al enkele weken achter de schermen, maar is nu bevestigd: de federale regering heeft de lijst van oneerlijke handelspraktijken die onder de wet van 28 november 2021 vallen, ook wel de “UTP-wet” genoemd, uitgebreid. Uitgangspunt is de Europese richtlijn 2019/633 van 17 april 2019, waarmee Europa leveranciers van agrovoedingsproducten met een jaaromzet van minder dan 350 miljoen euro wil beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken van hun afnemers-kopers. België was traag om deze richtlijn om te zetten in zijn eigen wettelijke kader, maar deed dit op 28 november 2021. Deze nieuwe Belgische wet maakte een onderscheid tussen een 'zwarte' lijst en een 'grijze' lijst van praktijken. Oneerlijke handelspraktijken op de zwarte lijst waren verboden, ongeacht de omstandigheden, terwijl die op de grijze lijst waren toegestaan, op voorwaarde dat de leverancier en de afnemer dit vooraf op duidelijke en ondubbelzinnige wijze waren overeengekomen. Ons artikel van januari 2022 geeft een overzicht van de praktijken die toen op de zwarte en grijze lijst stonden.
De landbouwbeweging fungeerde als katalysator
Waarom wijzigt de federale regering deze wet nu, helemaal op het einde van de zittingsperiode? Het is geen verrassing dat de landbouwcrisis en de demonstraties van boeren de benarde toestand van de boeren bovenaan de politieke agenda hebben gezet. Geconfronteerd met een woede in de boerenwereld die ze onderschat had, probeert de Europese Commissie ook aanbevelingen te doen aan de lidstaten over markttransparantie, de normen die gelden voor geïmporteerde producten en de administratieve lasten voor boeren. Fevia is voorstander van een kader voor inkooppraktijken, omdat de federatie van mening is dat supermarktketens een onevenredig grote onderhandelingsmacht hebben bij hun leveranciers. We mogen echter niet vergeten dat deze wet alleen producenten onder de drempel van 350 miljoen euro aan jaaromzet blijft beschermen, evenals landbouwcoöperaties (zonder verkoopbeperking).
Welke nieuwe verboden staan er op de “zwarte lijst”?
Naast de 9 verboden die al op de “zwarte lijst” staan, zijn er 3 nieuwe toegevoegd.
Verbod op onterechte schrapping van de notering
De toevoeging in het Koninklijk Besluit verbiedt elke bedreiging om landbouwproducten en voedingsmiddelen uit de rekken te halen, die gebruikt wordt als pressiemiddel tegen een leverancier die zijn contractuele of wettelijke rechten wil uitoefenen. Het Koninklijk Besluit stelt ook uitdrukkelijk dat kopers geen producten meer uit de rekken mogen halen zonder rechtvaardiging of schriftelijke kennisgeving. Producten kunnen nog wel uit de schappen worden gehaald om zich aan te passen aan de voorkeuren van de consument of na een wijziging in het productaanbod. “Bij wijze van voorbeeld”, legt een analyse van de wettekst door FEVIA uit, “wanneer de afnemer wordt geconfronteerd met prijsverhogingen die door een leverancier worden opgelegd maar die niet door het contract worden gerechtvaardigd, behoudt de afnemer het recht om te beslissen de betrokken producten uit de rekken te halen, met inachtneming van de noodzaak van voorafgaande schriftelijke rechtvaardiging.
Schadevergoeding kan niet langer automatisch worden opgelegd
Schadeclausules kunnen alleen van de andere partij worden geëist als een schending van het contract aan die partij kan worden toegeschreven. Schadeclausules moeten altijd gerechtvaardigd zijn en de gevorderde schadevergoeding moet in verhouding staan tot de geleden schade.
Een einde aan automatische schadevergoeding
Om klanten te beschermen tegen eenzijdige en ongerechtvaardigde compensatie voor schade door de koper, is besloten om eenzijdige compensatie zonder voorafgaande schriftelijke rechtvaardiging te verbieden. Compensatie is een financieel mechanisme waarbij wederzijdse verplichtingen tussen twee partijen tenietgaan ten belope van het kleinste bedrag of de kleinste hoeveelheid. Het feit dat de afnemer de leverancier vooraf schriftelijk op de hoogte moet brengen van de gevraagde compensatie, geeft de leverancier de mogelijkheid om deze te betwisten.
Welke nieuwe verbodsbepalingen staan op de “grijze lijst”?
De grijze lijst blijft praktijken bevatten die verboden zijn tenzij alle partijen het erover eens zijn. Aan de 6 verbodsbepalingen die al op de grijze lijst staan, zijn 2 nieuwe toegevoegd.
Verbod om onder de productieprijs van de leverancier te kopen
Het Koninklijk Besluit stelt nu dat de afnemer geen producten van de leverancier mag kopen tegen een prijs die lager is dan de productiekosten van de leverancier. Waarom staat dit principe alleen op de 'grijze lijst'? Omdat het in sommige gevallen economisch aantrekkelijker kan zijn voor de leverancier om zijn productie met verlies te verkopen in plaats van deze te vernietigen. De leverancier behoudt echter de volledige keuzevrijheid om zijn producten met verlies te verkopen.
Het verbod voor de afnemer om producten van de leverancier te kopen tegen een prijs die lager is dan zijn productiekosten, moet worden beoordeeld op het moment dat het contract wordt gesloten. Op dat moment moeten de productiekosten worden geraamd. Fevia wijst erop dat “de vaststelling van productiekostenindices die specifiek zijn voor elke sector, wordt uitgevoerd door een werkgroep waarin vertegenwoordigers van de betrokken sectoren en economen zitting hebben. Het gaat erom “prijstunnels” op te zetten voor elke sector (dier en plant), op basis van transparantere rentabiliteitsindices die worden opgesteld in samenwerking met de regionale overheden en de Concertation de Chaîne. Zodra deze indexen binnen een brancheorganisatie zijn overeengekomen, zullen ze de maatstaf worden om te bepalen of een verkoop onder de productiekosten ligt. In elk geval zullen deze indexen gemiddelden zijn waarnaar landbouwers die geen lid zijn van de betrokken brancheorganisaties kunnen verwijzen wanneer ze van mening zijn dat ze hun producten verkopen tegen kosten die lager zijn dan de werkelijke productiekosten.”
Onvoorziene veranderingen in omstandigheden
Een andere praktijk die aan de 'grijze lijst' is toegevoegd: “de weigering van een van de partijen om opnieuw over het contract te onderhandelen wanneer de voorwaarden voor de uitvoering ervan zodanig zijn veranderd dat de uitvoering buitensporig bezwarend is geworden en redelijkerwijs niet kan worden verlangd.” Ook hier zullen de partijen kunnen overleggen en eventueel samen beslissen om dit verbod niet te handhaven, maar zullen ze deze beslissing moeten rechtvaardigen.
Andere wensen van Fevia
Hoewel Fevia blij is dat het Koninklijk Besluit “voedingsbedrijven extra druk geeft in hun onderhandelingen met hun afnemers”, zou de federatie graag nog andere maatregelen zien genomen. Ten eerste de afschaffing van de drempel van 350 miljoen euro waaronder een leverancier wordt beschermd: “Alle leveranciers, ongeacht hun grootte, moeten juridische stappen kunnen ondernemen tegen oneerlijke handelspraktijken”, aldus de federatie. Hoewel dit duidelijk de wens is van haar grootste leden, is het onwaarschijnlijk dat deze eis vandaag de dag politieke steun zal vinden zonder vijandigheid op te roepen van de detailhandel, die zichzelf niet zonder onderhandelingsmacht wil zien tegen de grote leveranciers.
Een punt van kritiek dat Fevia niet als enige naar voren brengt, zijn de “onredelijke” promoties. “Promoties zijn belangrijk voor de commerciële strategie van alle operatoren in de keten”, legt de federatie uit. “Promoties kunnen ook nuttig zijn, bijvoorbeeld om voedselverspilling tegen te gaan, consumenten vertrouwd te maken met innovatieve en nieuwe producten en de verkoop te stimuleren. Onredelijke promoties schaden echter het imago van voedingsmiddelen en devalueren ze in de ogen van de consument. Bovendien komen veel promoties geheel of gedeeltelijk voor rekening van de producent, wat de economische winstgevendheid van levensmiddelenbedrijven kan aantasten. Daarom moeten 1+1 promoties voor alle voedingsmiddelen verboden worden”.
Veel fabrikanten zullen het met deze eis eens zijn. Maar er zullen twee kampen zijn onder de detailhandelaren: zij die een commerciële taal hebben ontwikkeld gebaseerd op deze gratis volumeaanbiedingen en niet gedwongen willen worden om deze op te geven, en zij die, net als discounters, liever de dagprijs onder aan het schap benadrukken. In Frankrijk heeft de regering, die zeer gevoelig is voor de noodzaak van een gezonde opbouw en verdeling van marges in de waardeketen, in 2019 een besluit genomen, nadat aanbiedingen van 70% korting op Nutella onbetamelijke rellen in de winkels veroorzaakten. Voortaan mogen Franse promoties, met uitzondering van snel bederfelijke levensmiddelen, ongeacht hun formulering, niet meer dan 34% korting opleveren. In werkelijkheid komt dit overeen met het niveau dat is vastgelegd in de oude Belgische wet op de handelspraktijken, waarbij niet meer dan één gratis product mocht worden aangeboden voor elke 2 aankopen. En het idee om Frankrijk te imiteren en terug te keren naar deze beperking van “een derde gratis” wint duidelijk terrein. Zolang de voedselinflatie heerste, was het moeilijk om de voordelen van zo'n maatregel uit te leggen aan het publiek, dat graag elk koopje greep. Is het denkbaar, nu de voedselinflatie afneemt? Het is nu de politieke kalender die een dergelijk initiatief onmogelijk maakt. Pas na de verkiezingen zal een politieke meerderheid - die nu al moeilijker dan ooit te vinden blijkt - het initiatief weer kunnen nemen.