Op zes jaar tijd is de kleine foodstart-up van Sylvain Bologne uitgegroeid tot een speler waar rekening mee moet gehouden worden in de sausafdeling. De Brusselaar brengt zeven producten, waaronder ketchup, Dallas en zelfs een paarse saus, de kleur van voetbalclub Anderlecht. Tijd voor een gesprek met deze serial entrepreneur, die discretie hoog in het vaandel draagt.
Voor wie nog nooit een voet heeft gezet in de hoofdzetel van Brussels Ketjep, een bureau met de look van een metrostation in het Brusselse Oudergem, is Sylvain Bologne waarschijnlijk een nobele onbekende. “De sterren van Brussels Ketjep zijn de sauzen zelf. Ik hoef echt geen conferenties te gaan afdweilen om mijn parcours als ondernemer toe te toelichten”, vertelt de bescheiden dertiger ons met de glimlach. Nochtans heeft deze urban citizen op sneakers genoeg om trots op te zijn. Op zes jaar tijd is het bijberoep van deze vroegere handelsvertegenwoordiger uit de FMCG uitgegroeid tot een firma die vijf medewerkers telt en elk jaar 15 tot 20% meer omzet draait. “Het Brussels Ketjep-avontuur is vertrokken van de vaststelling dat er geen lokale ketchup bestond, en dus geen kwalitatief alternatief voor Heinz. Zonder over een echt businessplan te beschikken, ben ik in 2013 gaan aankloppen bij Belgische sausproducenten om hen te overtuigen met mij samen te werken. Dat bleek verre van evident. Vandaag werk ik met twee producenten, een in Vlaanderen en een in Wallonië.”
Ik heb nog geen overnamebod ontvangen, maar dat is ook niet echt ons doel.
De Brusselse ketchup, de eerstgeborene van de ondernemer, is volgens hem de meest geconcentreerde wat tomaten van de markt betreft. Om 100 gram ketchup te maken worden er 210 gram tomaten gebruikt, tegenover 100 of 150 gram voor de Heinz- of Amora-ketchup. In plaats van meteen te streven naar een productie op grote schaal, begon Sylvain eerst en vooral zijn ketchup voor te stellen aan hamburgerrestaurants. Het succes kwam onmiddellijk en de restaurantchefs vroegen hem om zo snel mogelijk ook een mayonaise op de markt te brengen, waar hij meteen voor zorgde. Een jaar later kreeg hij de vraag van Carrefour om eens te komen praten. Vandaag vind je zijn producten niet alleen in alle Carrefour-formats (hyper, market en express), maar ook bij Cora, Match, Delitraiteur en Delhaize. De Brussels Ketjep-producten zijn een groot succes in de retail, maar hun belangrijkste markt blijft voorlopig de horeca.
“Onze grootste exportmarkt is Israël”
In totaal heeft Brussels Ketjep zeven sauzen in de aanbieding. Het boegbeeld blijft zonder enige twijfel de Dallas-saus, een soort mengeling van cocktail en andalouse, die in het leven werd geroepen als hommage aan de Belgische filmkomedie Dikkenek. “Ik probeer één saus per jaar te brengen”, legt Sylvain Bologne uit. “Als ik bijvoorbeeld mosterd wil maken, probeer ik drie tot vier maanden lang een dertigtal verschillende producten uit die ik online, in het buitenland of gewoon in de retail gekocht heb. Ik maak vervolgens een shortlist van drie sauzen, waar ik me op inspireer.”
Het succes van Brussels Ketjep zit hem echter niet alleen in de recepten, maar ook en vooral in de branding. De dynamische look van de Brussels Ketjep-potten viel op bij de animatoren van ‘16/20’, een uitzending van het Franstalige Radio Contact (een gelijknamige saus ligt ondertussen in de rekken), en genoot in juni van dit jaar ook de aandacht van het managementteam van RSCA Anderlecht. Speciaal voor hen ontwierp Sylvain een paarse saus. De kleur is afkomstig van het concentraat van zwarte wortelen en de spirulina-alg. De Brussels Ketjep-sauzen worden tegenwoordig geëxporteerd naar Frankrijk, Nederland, Zwitserland, Hongkong, Canada en zelfs… Israël! “Israël is onze belangrijkste exportmarkt. De restaurantketen Burger Saloon, die daar tussen de 15 en de 20 vestigingen heeft, bestelt heel ons gamma.” Streeft de ondernemer ernaar om zijn bedrijf te zien blijven groeien als onderdeel van een grotere groep? “Ik heb nog geen overnamebod ontvangen, maar dat is ook niet echt ons doel. Ik ben begonnen zonder hulp van de banken en heb ook nog nooit bijstand van externe investeerders gekregen. Er bestaat nog een echt ontwikkelingspotentieel: we kunnen prat gaan op een uitstekende reputatie, maar hebben nog werk aan de winkel om ons product ook buiten Brussel in de kijker te zetten.”